Opinie: Klimaatakkoord zit vol nieuwe kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven

Als er gekozen wordt voor een stevige ambitie, kunnen economische ontwikkeling en toenemend welzijn hand in hand gaan.

Door #Worldconnectors: Herman Wijffels, Louise Vet, Herman Mulder, Tineke Lambooy, Erik Thijs Wedershoven, Jan van de Venis, Ilyes Machkor, Emma van der Steen,
Sander van ’t Foort en Veronique Swinkels

Vrijdag moet het Klimaatakkoord gesloten zijn. Nu het menens wordt, lijken kritische en sceptische geluiden te domineren. Niet alleen dreigen de milieuorganisaties uit het akkoord te stappen; ook horen we dat het akkoord onhaalbaar en onbetaalbaar is.

Deels worden terechte zorgen geuit, maar een stevig klimaatbeleid schept juist ook enorme kansen.

Wij zien een nationaal klimaatakkoord als een grote kans voor de Nederlandse samenleving, het bedrijfsleven en de wereld – mits we inderdaad echte stappen durven te nemen. Immers, transitie naar een koolstofarm energiesysteem noopt tot innovatie en nieuwe investeringen. Daarvoor is betrokkenheid – voor de lange termijn – nodig van politici, ambtenaren, bedrijven, financiers, maatschappelijke organisaties, ecologen, technici, ICT’ers, voedingsdeskundigen, economen, sociale wetenschappers, juristen, medici – kortom, de hele samenleving. Alleen zo kan in 2030 de CO2-uitstoot met 49 procent verminderd worden ten opzichte van 1990.
Dan krijgen we zicht op een Nederland met meer elektrische auto’s, lokaal geproduceerde energie van zon, wind en aardwarmte, schonere en gezondere lucht en meer groene infrastructuur en natuur. Kortom: nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid voor een welvarender en gezonder Nederland.

Werelddoelen
Als we kiezen voor een stevige ambitie, kunnen we laten zien dat economische ontwikkeling en toenemend welzijn hand in hand kunnen gaan.

Het Klimaatakkoord zal ook de inzet versterken die Nederland in 2015 heeft afgegeven voor het behalen van de Sustainable Development Goals. Deze zeventien werelddoelen vormen de agenda voor een rechtvaardiger wereld, waarin het welzijn van mens en planeet centraal staat. Het behalen van deze doelen vergt wereldwijd investeringen oplopend tot 12 biljoen (!) dollar voor schoon drinkwater, schone energie, voedselproductie, aanpassing aan klimatologische onzekerheden, biodiversiteitsherstel, herbebossing en veel meer.
Een succesvol transitiebeleid in eigen land biedt voor de Nederlandse economie enorme kansen. Wij hopen dat Nederland zich zal scharen in het rijtje landen, zoals Canada en Zweden, die al een CO2-belasting hebben ingevoerd. Landen die vooraan staan en durven te handelen in het belang van een gezonde leefomgeving nu en voor toekomstige generaties. Laat daarom de toenemende druk van oude belangen niet ten koste gaan van de toekomstgerichte kwaliteit van de uitkomsten van het overleg aan de klimaattafels.

Herman Wijffels, Louise Vet, Herman Mulder, Tineke Lambooy, Erik Thijs Wedershoven, Jan van de Venis, Ilyes Machkor, Emma van der Steen, Sander van ’t Foort en Veronique Swinkels

Bron: Nederlands Dagblad

Foto: Marco Verbech, free use Flickr photo

Het Lab Toekomstige Generaties

Het is een feit, met ingang van oktober 2018 is eindelijk het startschot gegeven voor de oprichting van het Lab voor Toekomstige Generaties. Dankzij financiering door enkele fondsen is de Werkgroep aan de slag als kwartiermaker. En dat is hard nodig. Op dit moment zijn de belangen van Toekomstige Generaties niet stevig verankerd in onze samenleving. En dat terwijl we allemaal in een wereld willen leven die er ook straks nog is voor de komende generaties. Het Lab Toekomstige Generaties heeft als doel hier een grote bijdrage aan te leveren, doe je mee?

‘Iedereen wil het goede voor toekomstige generaties’

Het Lab Toekomstige Generaties is er voor iedereen. Voor ieder persoon, iedere partij, publiek of privaat. Voor eenieder die voelt dat hij een voorvechter is voor toekomstige generaties of daar meer mee wilt. Voor eenieder die het doodnormaalvindt dat toekomstige generaties een stevig verankerde stem zouden moeten hebben in onze wereld. Voor die mensen is het Lab er, bijvoorbeeld als sparringspartner of als vrijplaats om te experimenteren, want dat is waar een lab voor is.

Het lab Toekomstige Generaties is in het leven geroepen om mensen en partijen te helpen met het zijnvan die voorvechter voor Toekomstige Generaties. Zodat de belangen van deze generaties stevig verankerd raken in onze samenleving. Dit doen we op verschillende manieren, bijvoorbeeld door met de wetenschap samen te werken. Of bijvoorbeeld door een Toekomstraad in de wereld te zetten die partijen kan adviseren, door een waarnemend Ombudspersoon in staat te stellen een mening te vormen over casussen die toekomstige generaties aangaan. Ook helpen we bijvoorbeeld organisaties het gedachtegoed van toekomstige generaties écht in hun bedrijfsvoering te vervlechten.

De tijd waarin we nú leven vraagt meer dan ooit om samenwerking, verbinding, innovatie. Deze tijd vraagt van ons om van silo’s naar netwerk-werken en ketenwerken te gaan, dit lab nodigt je daartoe uit.

Wil je meer weten over wat de verschillende functies van het Lab of hoe je aan kan sluiten? Of hoe je kan helpen toekomstige generaties te includeren in bijvoorbeeld je organisatie? Neem contact met ons op of lees hieronder verder.

Met dank aan
Dankzij de tomeloze inzet van de groep mensen achter het lab, de Goldschmeding Foundation, Triodos Foundation en de Iona stichting, zal het Lab werkelijkheid worden. Zij maken het mogelijk met hun donaties inzet van uren en expertise dat het Lab binnenkort gelanceerd kan worden. We zijn hiermee een grote stap dichterbij richting het verankeren van de belangen van Toekomstige Generaties. Daarnaast is dit lab tot stand gekomen onder de vlag van Worldconnectors, dank ook aan hun kennis en kunde en netwerk om dit lab te starten.

Missie Lab Toekomstige Generaties 2025
Het Lab heeft als missie om voor 2025 de belangen van toekomstige generaties en hun stem stevig verankerd in beslissingen van eenieder. Met eenieder bedoelen we de politiek, wetgevende macht, individuen, bedrijven, gemeentes etc.

Dit doen we met de volgende functies: Waarnemend Ombudspersoon Toekomstige Generaties, Toekomstraad, bekendheid Toekomstige Generaties, toekomst-wetenschappers, Toekomstige Generaties samenwerking.

Doelen & functies Lab Toekomstige Generaties

Ombudspersoon Toekomstige Generaties actief en verankerd in de wet
In landen als Israël, Wales en Finland bestaan er geformaliseerde Ombudspersonen of Instituties voor Toekomstige Generateis, verankerd in de wet. Het Lab zal deze functie tot het moment van verankering waarnemen. Jan van de Venis, mensenrechtenadvocaat en vice voorzitter van het internationale Netwerk van Instituties voor Toekomstige Generaties (NIFG), zal hierin het voortouw nemen, daarbij versterkt door de andere leden van het Lab Toekomstige Generaties.

Het lab is er voor iedereen en daarom is het waarnemend Ombudspersoon Toekomstige Generaties er ook voor iedereen. Ieder persoon kan met vragen, kansen & klachten terecht als ze denken dat het toekomstige generaties raakt.

Actie
Na een conclusie van het Lab Toekomstige Generaties & waarnemend Ombudspersoon Toekomstige Generaties (ondersteund door de Toekomstraad) onderneemt het lab actie. Door een oplossing voor te stellen aan de verschillende partijen. Het Lab voor Toekomstige Generaties wil er verder ook voor zorgen dat het recht op een duurzame en inclusieve samenleving en een schoon leefmilieu in de Nederlandse Grondwet wordt opgenomen.

Formatie & activatie Toekomstraad
De toekomstraad is een vertegenwoordiging van toekomstige generaties en ziet erop toe dat inclusiviteit en duurzaamheid geborgd wordt. Verschillende dimensies van inclusiviteit en duurzaamheid worden vertegenwoordigd. De Toekomstraad werkt nauw samen met de Ombudspersoon. Deze Toekomstraad bevraagt en adviseert de Ombudspersoon bij de selectie van cases, stakeholders en bij het formuleren van uitspraken. Zo kan de Ombudspersoon zich laten helpen bij het écht duurzaam én inclusief te werk gaan.

Bekendheid Toekomstige Generaties
Het Lab voor Toekomstige Generaties streeft ernaar de bewustwording te vergroten in Nederland, ook wereldwijd, onder andere via het onderwijs en mediagerichte acties. De Werkgroep is gestart met ingang van oktober 2018 met de opstartfase voor het Lab, dankzij medefinanciering van de Goldschmeding Foundation. In 2025 zal er een Prijs voor voorvechterschap Toekomstige Generaties worden uitgereikt. Deze prijs zal worden toegekend aan innovatieve personen en organisaties die zich inzetten voor een inclusieve en duurzame samenleving.

Wetenschap
Wetenschap is een belangrijke functie voor het lab. In nauwe samenwerking met wetenschappers zal het lab in 2025 zich een visie hebben gevormd op toekomstgericht onderzoek door verschillende disciplines in de wetenschap te verbinden. Ook zal deze functie van het lab wetenschappers inzetten bij casussen van de Ombudspersoon Toekomstige Generaties en waar partijen in de samenleving advies willen op dit gebied.

Toekomstige Generaties samenwerking
Het lab is er voor iedereen die zich voorvechter voelt van Toekomstige Generaties. Ook voor de partijen die nog niet begonnen zijn of juist meer willen. We willen die graag aansteken met onze missie. Op deze groep mensen en partijen, publiek of privaat, richt deze functie zich. Hands on en met kennis en kunde aanwezig in het lab helpen we beleid rondom toekomstige generaties vorm te geven. Bijvoorbeeld een workshop bij een organisatie of bijvoorbeeld een gemeente die het belang van Toekomstige Generaties in zijn strategie wil vervlechten. Kennis en kunde komt van de mensen direct betrokken bij het lab of van het netwerk dat nauw betrokken is.

Waarnemend Ombudspersoon Toekomstige Generaties Jan van de Venis: ‘Wij willen dat er in 2025 bewustwording ten aanzien van de belangen van toekomstige generaties is bereikt bij de meerderheid van burgers, instituten, bedrijven, overheid en media in Nederland en wel op een zodanige wijze dat dit zichtbaar is in onomstreden, praktisch gedrag bij burgers, in toetsbare beleidsdoelen bij bedrijven en instituten en in regelgeving en beleidsafwegingen bij de overheid.’

Werkgroep Lab Toekomstige Generaties:
Alide
Christiaan
Ignaz
Ilyes
Jan
Jannet
Marga
Lynn
Eva
Ties
Miranda

Vier Worldconnectors beloond met plek in de Trouw Duurzame 100

Onze Worldconnectors zijn goed bezig, zeker volgens Trouw. Maar liefst vier leden bemachtigen een plek in de jaarlijkse Duurzame 100. Trouw presenteert dit jaar voor de tiende keer de ranglijst van de groenste denkers en doeners in Nederland. Louise Vet doet een uitzonderlijke prestatie en behaalt dit jaar zelfs de eerste plek. Daarnaast staan Worldconnectors Adriaan de Groot Ruiz, Anne-Marie Rakhorst en Thiëmo Heilbron op de lijst.

 

 


Nummer 1

Naam: Louise Vet
Functie: ecologe, directeur NIOO-KNAW
Categorie: natuur/ecologie
Geboortejaar: 1954

Het Deltaplan Biodiversiteit. Dat is de voornaamste reden voor de jury om ecologe Louise Vet de hoogste score toe te kennen. Dat plan is er nog niet, maar dat alle betrokken partijen – landbouw, natuur, banken, supermarkten, wetenschap – aan tafel zitten, is al een verdienste van formaat en voor een belangrijk deel te danken aan Vets vasthoudendheid. Het gezelschap heeft beloofd binnenkort met concrete plannen te komen die bij moeten dragen aan het herstel van de groene ruimte in Nederland.

En dat is heel hard nodig, vindt Vet. De teloorgang van het Nederlandse weidelandschap, de monocultuur in de landbouw, het verdwijnen van soorten in delen van Zuid-Limburg: het doet Vet allemaal pijn. “De Groene Revolutie, met de grote rol van kunstmest en bestrijdingsmiddelen, kan niet zo doorgaan”, zegt Vet in een interview met Trouw. “Boeren zitten in een fuik: ze zijn leningen aangegaan en moeten alsmaar meer produceren. Dat verdienmodel moet anders. En consumenten moeten gaan betalen voor de waarden waar we nu niet voor betalen, zoals de vogels, een gezonde bodem, schoon water.” Vets netwerk is enorm, ze zit in allerlei raden, heeft de minister van landbouw bij haar nieuwe landbouwvisie geadviseerd en is internationaal gelauwerd door de prestigieuze Britse ecologenclub.

Nummer 18

Naam: Adriaan de Groot Ruiz
Functie: directeur True Price
Categorie: financieel
Geboortejaar: 1983

Niet zo hoog geklasseerd als vorig jaar, toen hij nog op plek 7 stond, maar Adrian de Groot Ruiz komt toch in de top 20 met de sociale onderneming True Price. Het ‘eerlijk beprijzen’ van producten is de laatste jaren een trend in de Duurzame 100. Het is een taai proces waarin stap voor stap vooruitgang wordt geboekt. Zo richtte True Price zich samen met Fairtrade afgelopen jaar onder meer op de inkomens van cacaoboeren in Ivoorkust. Na onderzoek onder duizenden boeren bleken die veel te weinig te verdienen om fatsoenlijk te kunnen leven. Fairtrade gebruikt de berekeningen om een minimumprijs voor cacao te kunnen bepalen, een standaard voor de markt te zetten.

Voor Tony’s Chocolonely, producent van de populaire repen, berekende True Price wat hun boeren zouden moeten ontvangen voor een ‘leefbaar loon’. Tony’s betaalt het gat. Ook richtte De Groot Ruiz samen met ontwikkelingsorganisatie Hivos een Afrikaans platform op zodat Afrikaanse bedrijven ook ‘true pricing’ kunnen toepassen.

Nummer 86

Naam: Anne-Marie Rakhorst
Categorie: financieel
Functie: ondernemer en investeerder
Geboortejaar: 1967

De Duurzame 100 bestaat tien jaar, en al tien jaar lang staat Anne-Marie Rakhorst erin. Dat is een opmerkelijke prestatie, al schommelt ze wel wat heen en weer. In 2017 was Rakhorst goed voor de tiende plaats, dit keer zakte ze naar 86, wat haar meteen tot de grootste daler maakt. Stilgezeten heeft ze in ieder geval niet het afgelopen jaar. Zo was ze voorzitter van de Transitieagenda Consumptiegoederen dat de circulaire samenleving een stap dichterbij moet brengen en was ze druk om de 17 werelddoelen (sustainable developments goals) bekendheid te geven bij kinderen, onder andere via de door haar zelf gefinancierde ‘17doelendiejebewegen’-campagne.

Daarnaast probeert ze, via organisaties als de Human Cities Coalition en Slum Dwellers International het lot van de groeiende wereldbevolking in arme landen en sloppenwijken te verbeteren. Rakhorst is verder boegbeeld van ‘Brabant geeft Energie’, een beweging die de provincie op weg moet helpen in de energietransitie.

 Nummer 98

Naam: Thiëmo Heilbron
Categorie: bedrijfsleven
Functie: oprichter en directeur Fawaka
Geboortejaar: 1986

Het was een druk jaar voor Thiëmo Heilbron, die met zijn organisatie Fawaka kinderen en jongeren van alle etnische achtergronden en opleidingsniveaus wil inspireren tot duurzaamheid. Hij gaf daartoe gastcolleges op Pabo’s, maar zorgde er ook voor dat 700 basisscholieren in de drie grote steden lessen in duurzaamheid kregen. Met SOS Kinderdorpen gaat Fawaka in Indonesië een soortgelijk project doen. Heilbron nam deel aan diverse publieke debatten en was geregeld te horen en te zien in media.

Van die 700 basisscholieren is 70 procent afkomstig uit kansarme gezinnen. Dat is precies de doelgroep die Heilbron voor ogen heeft. Hij vindt namelijk dat de klimaatstrijd te elitair en te wit is. Heilbron is dan ook niet te beroerd om de thermometer in de Duurzame 100 te steken: is die wel divers genoeg? De jury plaatste hem dit keer op plaats 98. Lager dan vorig jaar (69), maar aardig in de buurt van 2016, toen hij op plaats 95 binnenkwam.

 

Wim Kok: Worldconnector van het eerste uur

Afgelopen zaterdag overleed oud-premier Wim Kok op 80-jarige leeftijd. Wim Kok behoorde tot de Worldconnectors van het eerste uur. Hij participeerde in de vereniging van 2006 tot en met 2008. Wij willen onze dankbaarheid uiten voor de inzet van Wim Kok voor de Worldconnectors. In het jaarboek van 2008 staat zijn portret op pagina 12.

“Kok had een sterk moreel kompas, hij wilde veel bereiken. Maar hij had ook oog voor de omstandigheden, de machtsverhoudingen waarbinnen dat moest gebeuren”, aldus Ad Melkert, opvolger van Kok als lijsttrekker van het PvdA.

Interview Peter Knip en Valerie Mendes de Leon: Global Goals bij gemeenten

Om de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de VN (Global Goals of SDGs) te realiseren, is de inzet van Nederlandse gemeenten onmisbaar. In 2015 hebben bijna alle landen van de wereld – waaronder Nederland – zich gecommitteerd aan het behalen van deze doelstellingen in de periode 2015-2030. Via de campagne Gemeenten4GlobalGoals ondersteunt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gemeenten bij het behalen van de doelstellingen. De VNG stimuleert dat zoveel mogelijk gemeenten de SDGs omarmen. Hoe doen zij dit? En wat hebben zij al bereikt? Stagiair Eveline Winkel sprak hierover met Worldconnector Peter Knip van VNG International en Valerie Mendes de Leon die actief betrokken is bij de Global Goals campagne van VNG.

Kunnen jullie wat meer vertellen over de Global Goals campagne?

Valerie: “Op dit moment nemen ongeveer 60 gemeenten deel aan onze campagne. Wij zien het aantal gemeenten die interesse hebben in deze campagne toenemen. De gemeenten kijken hoe zij de SDGs kunnen toepassen. Veel gemeenten vinden dit nog best lastig, maar iedere gemeente is dit op zijn eigen manier aan het ontdekken. Wij kijken wat gemeenten kunnen doen met de middelen die zij al hebben en hoe de SDGs daaraan gekoppeld kunnen worden.”

Peter voegt hieraan toe: “Dit is ook het grote verschil met de millenniumdoelen campagne van een aantal jaar geleden, waar uiteindelijk weinig door de gemeentelijke organisatie zelf gedaan werd. Tijdens de Global Goals campagne wordt er veel meer gekeken binnen de gemeentelijke mogelijkheden. Er wordt nu veel aandacht besteed aan de specifieke doelen waaraan een gemeente kan bijdragen, in plaats van dat ze bezig zijn met alle doelen tegelijk. Zo kan elke gemeente drie of vier kerndoelen kiezen om zich op te focussen, waardoor mooie resultaten gehaald kunnen worden. Een ander verschil met de millenniumdoelen is dat de SDGs veel meer spelen in elke gemeente, omdat ze iedereen aangaan.”

Peter benadrukt dat het veel moeite heeft gekost om ervoor te zorgen dat het lokale perspectief in de SDGs is opgenomen: “SDG 11 gaat over duurzame steden en dorpen. Wereldwijd hebben gemeenten voor dit doel gelobbyd. Er is een enorme inzet gepleegd door de internationale gemeentelijke koepelorganisatie United Cities and Local Governments (UCLG) om de ontwikkeling van steden meer onder de aandacht te brengen. In VN-kringen heeft een aantal belangrijke burgemeesters van grote steden in de wereld gepleit voor erkenning van het feit dat op het lokale niveau het verschil gemaakt moet worden. Dit is uiteindelijk verwerkt in doel 11.”

Wat wordt er in de gemeenten gedaan?

Valerie: “VNG herkent drie verschillende aanpakken in gemeenten. De eerste houdt in dat er actie wordt ondernomen via burgerplatforms. Deze platforms, bestaande uit actieve inwoners, organiseren bijvoorbeeld lezingen of evenementen over de SDGs. Ten tweede ondersteunen gemeenten initiatieven en brengen ze partijen bij elkaar om samen te werken aan de SDGs, zoals bij de schooldag van de duurzaamheid in Rheden. Als laatste kijken wij naar wat de gemeente zelf kan doen binnen het beleid. Hier zijn een aantal mooie voorbeelden van. Zo heeft de gemeente Utrecht een dashboard ontwikkeld om de voortgang te kunnen meten op de SDGs en hier vervolgens ook geïnformeerde beleidskeuzes in te kunnen maken en het gesprek aan te kunnen gaan met bedrijven en maatschappelijk middenveld. Haarlem heeft een nota geschreven en de doelen langs het eigen beleid gelegd. Oss is heel erg voortvarend bezig met de Global Goals. Zij hebben 100 indicatoren geformuleerd en gekeken hoe het beleid in Oss in lijn is met de SDGs. In de programmabegroting van Oss zijn de Global Goals bij ieder thema ondergebracht en als kader gebruikt. Een ander mooi voorbeeld is Juttersgeluk. Dit is een netwerk van kustgemeenten die met elkaar de SDGs hebben omarmd. Zij hebben mensen die minder snel op de arbeidsmarkt kunnen komen langs de gehele kust afval laten verzamelen.”

“Ook hebben we een matrix ontwikkeld met hierin het sociale en fysieke domein en wat gemeenten binnen deze domeinen kunnen doen met de SDGs, als een soort leidraad voor gemeenten. Hier staan echt concrete zaken in over hoe gemeenten hiermee aan de slag kunnen gaan.”

Wat kan er nog verbeteren?

Peter: “Wat ik echt jammer vind is dat er geen geld is vrijgemaakt om het belang van de SDG-agenda te promoten. Nederland heeft interessante afspraken gemaakt met andere nationale overheden en er is een ambitieuze agenda gekomen op wereldniveau. Er moeten meer middelen worden vrijgemaakt om  mensen hierin mee te krijgen. Vooralsnog is hier geen budget voor vrijgemaakt vanuit de overheid en ligt het initiatief bij een aantal vooruitstrevende organisaties.”

Daarnaast vindt Valerie dat de SDGs wel wat bekender mogen worden: “Heel veel mensen weten niet wat de SDGs zijn. De overheid kan een belangrijke rol spelen om dit te verbeteren. De doelen worden bijvoorbeeld niet in het regeerakkoord genoemd.  Het zou een heel mooi voorbeeld zijn voor gemeenten als de regering de SDGs meer zou gebruiken. Hier is een grote vertaalslag voor nodig.”

Peter hoopt ook dat meer lokale politici de SDG-agenda zullen omarmen: “Het zou mooi zijn als meer gemeenten deze internationale agenda zouden aangrijpen om stappen te zetten richting duurzaamheid die verder gaan dan het landelijk beleid, want Nederland loopt op diverse terreinen achter ten aanzien van het behalen van de SDG afspraken”.  ”

Wat hopen jullie in 2018 te bereiken?

Peter: “Ik hoop dat de toenemende belangstelling voor onze campagne zich omzet naar een sterke groei van het aantal gemeenten dat meedoet. Het zou mooi zijn als we naar de 100 of zelfs 200 deelnemende gemeenten gaan. Ik ben benieuwd hoe de nieuw gekozen gemeenteraden de SDGs gaan oppakken. Verder willen we, nu na de verkiezingen veel nieuwe raadsleden zijn geïnstalleerd, hen uitnodigen meer met de Global Goals te doen. Hiervoor hebben wij een online raadgever gemaakt die raadsleden hierbij kan helpen. Inmiddels hebben inderdaad meer gemeenten de Global Goals opgenomen in hun collegeakkoorden, wat een veelbelovende stap vooruit is.”

Blog: De SDGs en de donuteconomie

Worldconnectors’ stagiair Renske Buisman bespreekt hoe Kate Raworth’s theorie over de donuteconomie en de SDGs zich tot elkaar verhouden. Is de donuteconomie een handige tool om de SDGs te bereiken of spreken de twee elkaar juist tegen?

De theorie en het boek over de donuteconomie van Kate Raworth hebben ontzettend veel aandacht gekregen: Raworth sprak in de Tweede Kamer, er was een documentaire van Tegenlicht, debatavonden door het hele land en artikelen in bijna alle grote kranten. Ze stelt een nieuw economisch model voor, als alternatief voor het huidige model dat grote ecologische schade veroorzaakt. Aan de economie die Raworth voorstelt, zit zowel een binnen- als een buitengrens, met daartussen de “veilige en rechtvaardige ruimte” voor de economie, in de vorm van een soort donut. De binnengrens van die donut wordt bepaald door verschillende indicatoren die het minimum moeten aangeven van een goed, menswaardig bestaan, zoals toegang tot voedsel, vrede, werk, huisvesting, elektriciteit en onderwijs. Deze indicatoren zijn bepaald op basis van de sociale prioriteiten van overheden voor de Rio +20 Conferentie in 2012. Aan de buitengrens zitten de negen planetaire grenzen zoals vastgesteld door Rockström et al., waaronder de CO2-concentratie, verzuring van de oceaan en verlies van biodiversiteit.

Om te zorgen dat de economie binnen die grenzen functioneert, zegt Raworth dat het noodzakelijk is om de focus op groei los te laten en om de economie op een andere manier in te richten en te bekijken, met meer hergebruik van grondstoffen, minder sociaaleconomische ongelijkheid en meer aandacht voor activiteit die geen geld opbrengt, zoals mantelzorg. Zij stelt hierbij een economisch model voor dat is ingebed als een systeem in de aarde – en dus onderhevig aan ecologische grenzen. In de kern van dit systeem zit niet alleen de markt, maar ook huishoudens, de staat en de commons.

De grenzen van de donuteconomie doen op veel manieren denken aan de indicatoren van de SDGs: aan de ene kant is er de nadruk op het voldoen aan de basisbehoeften van iedereen, zowel in de binnenring van de donut als bij SDGs zoals SDG 1 (armoede), 2 (honger) en 3 (gezondheid). Daarnaast hebben beide kaders hierbij aandacht voor het belang van onderwijs, gendergelijkheid en betrouwbare instituties. Aan de andere kant zit bij allebei een focus op duurzaamheid en klimaatverandering en proberen zij te zorgen dat ecologische grenzen in acht genomen worden. Daarom lijkt het alsof de twee een ideale combinatie zijn: de SDGs als praktische, internationaal gedragen doelen en de donuteconomie als economische onderbouwing die het behalen van de doelen ondersteunt.

Voor een deel klopt dit: Raworth geeft in haar boek aan dat haar model van de donuteconomie bij de onderhandelingen voor het tot stand komen van de SDGs gebruikt werd als leidraad en visualisering van waar de doelen toe moeten leiden. De twee zijn dus nauw verweven. Echter, de SDGs en Raworth’s theorie spreken elkaar op een aantal cruciale punten ook tegen. Zo wordt in SDG 8 economische groei als doel gesteld, terwijl de focus op groei van het bbp volgens Raworth juist een van de meest schadelijke economische ideeën van deze tijd is. Zo wordt in de omschrijving van dit doel gesproken over “aanhoudende, inclusieve en duurzame economische groei”, waar Raworth zich juist zeer kritisch uitlaat over dit soort termen. Volgens Raworth is het gebrek aan een echt ander doel dan groei – weliswaar in verschillende smaken, maar hoe dan ook groei – een teken van hoe vastgeroest we zitten in ons huidige economische model, en van een gebrek aan fantasie over hoe de economie er anders uit zou kunnen zien.

Volgens Raworth kan economische groei weliswaar voordelen hebben voor landen waar inkomens heel erg laag zijn, maar is een neutralere houding ten opzichte van groei vele malen beter. Zij stelt dat het belang van bbp-groei uiteindelijk veel kleiner is dan het belang van een gelijke verdeling van inkomens en bezit, met aandacht voor sociaal en natuurlijk kapitaal naast financieel kapitaal. Bovendien zou volgens Raworth het functioneren van de economie losgekoppeld moeten worden van economische groei. Daarom zijn de SDGs en de theorie van Raworth op dit punt uiteindelijk niet volledig met elkaar te rijmen, ondanks de nuance die wordt aangebracht in de subdoelen van dit doel, zoals dat economische groei losgekoppeld moet worden van de achteruitgang van het milieu.

Hiervoor worden dan ook minder harde doelen gesteld in de SDGs: het ontkoppelen van impact op het milieu is een streven, maar in hoeverre dit moet gebeuren, blijft onduidelijk; de verzuring van oceanen moet geminimaliseerd en aangepakt worden, maar hiervoor is geen deadline of concreet doel aangegeven, terwijl Raworth hiervoor wel een duidelijk gekwantificeerde grens aangeeft. Daarom gaan, zoals Raworth zelf in een blog stelt, deze doelen voor haar niet ver genoeg. Zij toont zich bezorgd over het gebrek aan aandacht voor wetenschappelijk vastgestelde ecologische grenzen die nu al overschreden worden en die in Raworth’s model wel de nadruk krijgen.

Het is van belang om dit wel op deze manier te meten en om deze doelen dus op te nemen in de SDGs; elke vermindering van CO2-uitstoot of verzuring van oceanen is positief, maar uiteindelijk moet er wel gestreefd worden naar een niveau van uitstoot dat op de lange termijn duurzaam is, met een economie die daarop aangepast is. In de SDGs wordt dan wel gestreefd naar het doel om opwarming te beperken tot 2˚C, maar de SDGs geven weinig richting aan hoe een economie eruit zou zien die dit op de lange termijn kan garanderen. In combinatie met het gebrek aan harde grenzen voor verschillende andere doelen lijkt het dus onwaarschijnlijk dat de SDGs voldoende zullen zijn voor een echt duurzame toekomst. Daarom zouden de planetaire grenzen als einddoel duidelijker als referentiepunt gebruikt moeten worden.

Toch kunnen de donuteconomie en de SDGs elkaar wel versterken; veel van de initiatieven die aanhaken op de SDGs passen ook goed binnen het model van de donuteconomie, en beleid geïnspireerd op Raworth’s theorie zal uiteindelijk ook voor bijna alle SDGs positief uitpakken. Uiteindelijk komt het streven van beiden toch dicht bij elkaar in de buurt en hebben de SDGs, zoals Raworth zelf zegt, “a doughnutty spirit”.

Afbeelding bovenaan: Plastic Doughnut. Door be-nn-y. Gebruikt onder CC BY 2.0.

Blog Hugo von Meijenfeldt – Lastige groene kerk? Nee, onze kinderen!

Als je wordt voorgeworpen dat je van de Groene Kerk bent, berg je dan maar. Niet als je bezig bent je kerkgenootschap te verduurzamen, wel als je de wereld wilt verbeteren. Dan regent het verwensingen: je bent een Zeloot die een einde wil maken aan alle levensplezier: vlees eten, sigaretten roken, betaalbare (mantel)pakken dragen, autorijden, naar vakantiebestemmingen vliegen.

Gelukkig is de Onderwijsraad de slachtoffers van deze hetze te hulp gekomen. Het is een vergissing om duurzaamheid een geloof of levensovertuiging te noemen. Daardoor kan duurzaamheid volgens de Raad ook niet als richting in het voortgezet onderwijs erkend worden, zoals de Stichting voor Duurzaam Onderwijs: O3-Nederland had gevraagd bij de Minister van OCW.

Het negatieve advies van de Onderwijsraad is niet zo verrassend als je van de brede duurzaamheidsdefinitie van Brundtland uit 1987 uitgaat. Die definitie spreekt van een ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. De Raad haalt de SDGs hier zelfs expliciet bij. Inderdaad, dan is het geen levensbeschouwing, dan is het de openbare school.

Maar ook het nastreven van duurzaamheid in de smalle betekenis (groen, planeet, ecologie, milieu, fysieke leefomgeving) is volgens de Onderwijsraad geen levensbeschouwing te noemen: niet voldoende onderscheidend, niet één beweging. Misschien lukt het alleen als een echt radicale Groene Kerk wordt opgericht en vraagt eigen scholen te mogen oprichten. Maar dat kets vast af op het vereiste dat het één breed in de Nederlandse samenleving verankerde beweging moet zijn.

Geen aparte scholen voor duurzame ontwikkeling dus. Moeten de huidige scholen dan geen aandacht aan duurzame ontwikkeling schenken? De Onderwijsraad zegt een paar keer uitdrukkelijk en veelbetekenend dat die vraag niet aan de orde is, maar noemt toch wel wat voorbeelden van bestaande duurzame schoolse activiteiten. In opdracht van vier ministeries onderzocht Het Groene Brein dit veld in 2015, trof een sterke versnippering aan en deed de aanbeveling meer in een coalitie te institutionaliseren en regisseren.

In 2017 was de Coöperatie Leren voor Morgen een feit: leren voor duurzame ontwikkeling, binnen en buiten het onderwijssysteem, van peuter tot professional. De verbinding aan SDG 4 was eenvoudig te maken, met name subdoel 4.7: alle leerlingen verwerven kennis en vaardigheden om duurzame ontwikkeling te bevorderen, waarbij ook mensenrechten, geweldloosheid, wereldburgerschap, culturele diversiteit en de bijdrage van de cultuur de revue passeren. Het nieuwe kabinet maakte OCW primair verantwoordelijk.

Het is duidelijk. Er is geen Groene Kerk die vraagt hoe het zit met vlees, roken, kleren, auto’s en vliegen. Het zijn onze kinderen.

Dit artikel verscheen eerder op SDG Nederland, hét platform over de SDGs.

Foto: It’s Human Rights Day for Them, Too. United Nations Photo. Gebruikt onder CC BY-NC-ND 2.0.

Verslag Viering Earth Charter Day

Bekijk hieronder de korte film van de viering van International Earth Charter Day, georganiseerd door onze vrienden van Earth Charter Nederland.

Vrienden van Earth Charter Nederland, SBI, Inner Sense, Worldconnectors en speciale gasten kwamen bijeen op Landgoed Zonheuvel in Doorn. Ruud Lubbers werd herdacht met een ceremonie bij de esdoorn die hij bij Earth Charter+15 plantte, en met de presentatie van het boek “Herinneringen aan

Ruud Lubbers, Man van het Handvest van de Aarde.” Een aantal hoofdstukken uit dit boek zullen binnenkort op de site van Worldconnectors te vinden zijn.

Verslag Roundtable Voedsel 28 mei

 

Op 28 mei vond de tweede roundtable van Worldconnectors in 2018 plaats, rond het thema voedsel. Deze roundtable werd gehouden in Den Haag bij Instock, waar gebruik wordt gemaakt van de reststromen van supermarkten. Na het welkomstwoord door voorzitter Erik Thijs Wedershoven was er tijd voor de introductie van nieuwe leden, zoals onze nieuwe junior coordinator Ilyes Machkor. Daarna gaf Freke van Nimwegen een introductie van het concept achter Instock. 

 

Hierna was het woord aan Frederike Praasterink, die namens Worldconnectors and HAS hogeschool sprak over de verduurzaming van de voedselindustrie in Nederland. Zij gaf aan dat we ons nu vlak voor een kantelpunt bevinden, waar de economische baten van de voedselindustrie op korte termijn kleiner worden dan de kosten op de lange termijn, en waardoor systeeminnovatie cruciaal is.

 

 

Vervolgens was het tijd voor de presentatie “Towards a Dutch SDG Food Roadmap” van Michel Scholte namens True Price. Hij zag door het wegens de hitte geopende raam een “window of opportunity” naar het binnenhof, dat zich tegenover het pand van Instock bevindt. Daar werd tegelijkertijd de nota over ontwikkelingssamenwerking gepresenteerd, waarin veel aandacht is voor het thema voedsel. 

 

 

 

 

 

Hierna werd door Pytrik Reidsma het onderzoek Targets for Sustainable and Resilient Agriculture (TSARA) gepresenteerd, een verkenning van doelen en paden voor duurzame landbouw. 

 

Na deze presentaties was er ruimte voor reacties van Marian Geluk, Hans Eenhoorn, Bas Rüter en Inge Kauer.

 

 

 

 

 

 

 

 

In zijn reactie belichtte Hans Eenhoorn in een prachtig betoog de emotionele kant van het voedselvraagstuk.

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Fotografie: Fatima Talal

Blog Nathalie Sanglier: “Benut vrouwelijk talent”

Een actueel maatschappelijk en politiek thema waar ik mij echt zorgen over maak, is de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in de wereld en met name in de top van het bedrijfsleven en de politiek. Vorig jaar november werd bekend dat Nederland van plaats 16 naar plaats 32 is gezakt op de jaarlijkse ranglijst van het World Economic Forum. Dit betekent dat het slechter gaat met de gelijkheid in ons land. Vorige maand zei minister Van Engelshoven (Emancipatie) dat ondernemers en overheid extra inspanningen gaan leveren om het aantal vrouwen in de top versneld te verhogen. Hier ben ik heel erg blij mee, want ondanks het wettelijk streefcijfer van 30% en de maatschappelijke roep om meer vrouwen aan de top blijft het aandeel van vrouwen in bestuursfuncties laag. Maar waarom zijn vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd in de politiek en waarom hebben we nog nooit een vrouwelijke premier gehad? Ik denk dat het aanwezige talent onder vrouwen op dit moment onvoldoende wordt benut. We zien dat vrouwen eerder afstuderen en met hogere cijfers, maar dat ze later moeite krijgen om zorgtaken met hun werk te combineren.

Als voorzitter van TopFem zet ik mij in voor de ontwikkeling van jong vrouwelijk talent. Onze filosofie is gebaseerd op vijf kernprincipes: ambitie, empowerment, netwerk, mentorschap en leiderschapsontwikkeling. TopFem wil graag ambitieuze jonge vrouwen verbinden, versterken en begeleiden. Dit doen we door het aanbieden van twee programma’s: het Mentor&Network Programme en het Leadership Programme. Daarnaast organiseren we elke maand een netwerkevent in de vorm van een workshop of lezing. We bieden onze deelnemers een platform om te netwerken met peers, in contact te komen met interessante organisaties/bedrijven en hun potentieel te ontwikkelen. We leggen ze ook uit dat het kan: een topfunctie en een gezin, zolang je maar goede afspraken maakt met je partner en met jezelf.

Vanuit mijn werk voor TopFem merk ik dat veel bedrijven en organisaties graag in contact komen met onze ambitieuze studentes en young professionals en hun naam als werkgever voor vrouwelijk toptalent willen promoten. En dit is heel slim want meer diversiteit, andere gedachten en nieuwe invalshoeken helpen enorm bij het vinden van antwoorden op de uitdagingen van vandaag. Om de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te vergroten, is het van belang dat we, zoals met zoveel zaken, samenwerken: de overheid, kennisinstellingen en het bedrijfsleven, mannen en vrouwen, jong en oud. Wat we vooral nodig hebben zijn rolmodellen die jonge ambitieuze vrouwen kunnen inspireren.

Vrouwelijk leiderschap, diversiteit en de empowerment van vrouwen zijn zaken waarvoor ik in actie kom en waaraan ik mij wil blijven committeren. Dat het talent aanwezig is, staat buiten kijf en daar word ik gelukkig elke dag weer aan herinnerd.