[NL] Blog Naema Tahir: “In het moderne Pakistan gluren mannen nauwelijks nog naar meisjes”

Ik ben weer terug van mijn familiebezoek in Pakistan. Ik ben terug met een naar hoestje dat is veroorzaakt door de dikke smog, althans dat denk ik. 

De smog, die uit de uitlaten komt van de vele auto’s en brommers, die de paarden en wagens verdreven hebben, die vroeger het straatbeeld domineerden.

Terwijl ik op mijn ouders wachtte op het vliegveld bekeek ik de mensen. Velen lopen met kartonnen bekers thee rond. De vrouwen hebben trendy hoornen brillen op, bij een dame zag ik het logo DKNY. Kinderen hebben spinners. Meisjes dragen dezelfde snel geproduceerde ballerina’s als je hier bij de Primark kunt kopen. Het voelde vertrouwd aan, alsof ik in de Haagse Schilderswijk vertoefde.

Wat me ook opviel in vergelijking tot jaren geleden, was dat de mannen de meisjes en vrouwen nauwelijks nog bekijken. Dat was vroeger heel anders. Toen vrouwen nauwelijks hun huizen uitkwamen, was een vrouw op straat als een magneet voor de blikken van mannen. Nu er vele vrouwen op straat rondlopen, is het normaal geworden. Op de rit van Lahore vliegveld naar ons adres in een voorstad van Lahore, een twee uur durende rit, raakten we vaak de weg kwijt en moesten ernaar vragen. De jongemannen die mijn vader vroeg gluurden nauwelijks de auto in om een blik op te vangen van ons vrouwen daarin.

Werk

Later, toen ik mijn familieleden ernaar vroeg, zeiden ze dat het komt doordat vrouwen meer en meer zijn gaan werken, door de steeds meer gemengde scholen, door de televisie met de entertainmentshows waarin vrouwen de hoofdrol spelen en door het internet.

Meer dan ooit werken de vrouwen en niet eens in de traditionele beroepen zoals lerares, maar ook in de minder traditionele beroepen, zoals bij de commerciële banken. Ik sprak ook een nichtje dat een opleiding volgt tot piloot.

Waar ging het die vrouwen om, vroeg ik. Waarom wilden ze werken? De meesten hadden het over salaris. Wat geeft dat salaris dan? Vrijheid. En ze legden me allemaal uit dat het niet de vrijheid is om uit te gaan, of om de sluier niet te hoeven dragen. Maar om tijd te kunnen besteden bij mensen die niet je ouders zijn, die niet je ooms zijn, die niet je familie en grootfamilie zijn en die controle op je uitoefenen. Ideeën over individuele autonomie lijken te zijn geboren.

Moderne Wereld 

Vrouwen hebben meer opleiding. Mannen ook. Je ziet dan ook dat de middenklasse groter is geworden. Meer mensen hebben meer geld te besteden. Dat is onmiskenbaar. En even onmiskenbaar is het consumptiepatroon dat daarmee gepaard gaat.

Een paar voorbeelden: het huwelijk waarvoor ik naar Pakistan ben gegaan duurde vier dagen en er waren vijfhonderd genodigden. (Dat is nog traditioneel.) Alle vrouwen en alle meisjes gingen iedere dag naar de schoonheidssalon om zich te laten opmaken en hun haar te laten stylen. Dat was vroeger wel anders. Je maakte jezelf op.

Vroeger kookte iedereen zelf. Nu haalt men zijn eten buiten de deur, liefst drie keer per dag. Vroeger at men de heerlijkste vruchten. Nu haalt men zijn neus ervoor op en eet taart en koekjes en kipnuggets. Pakistan is onderweg naar de moderne wereld. Met al het goede ervan en ook het slechte.

Naema Tahir: “In Nederland überintegreerde ik. Toch heb ik in Pakistan een brok in de keel”

Als u deze column leest, ben ik net aangeland in mijn oude vaderland, Pakistan. Ik ben er op bezoek. Het is niet zomaar een bezoek. Het is een emotioneel weerzien met mijn familie die ik erg lang niet heb gezien, zo lang dat ik het simpelweg niet aan het papier durf toe te vertrouwen. Ik was voor het laatst in Pakistan, ook best lang geleden, in 2006, voor een zakelijke reis. Enkele jaren ervoor was ik in India, om dezelfde redenen. Ik deed research voor een boek dat ik op dat moment aan het schrijven was.

Verder bezocht ik Pakistan niet. Ja, ik heb er familie wonen, een grootfamilie van honderden leden. Maar langzaam raak je vervreemd van die grootfamilie. Bovendien, mijn directe familie, die is hier, in Nederland. Mijn ouders, mijn broers en zussen, hun echtgenoten, hun kinderen, dat is mijn familie en aan die familie ben ik zeer gehecht.

Met de familie in Pakistan kreeg ik steeds minder. Ik had mijn leven in Nederland en ik geloofde lang dat het beter was om je te richten op het land waar je woonde. Om hier wortel te schieten. Ooit zei de Britse acteur met Zuid-Aziatische achtergrond Art Malik, dat het geen zin heeft om je wortels te gaan zoeken. Ze zijn waar je woont. Dat is bij mij op de een of andere manier stevig blijven hangen.

Antoine de Saint-Exupéry spreekt in ‘De Kleine Prins’ ook over wortels. ‘De mensen hebben geen wortels, en daar hebben ze veel last van.’ Die woorden haal ik, meer dan wat ook, aan in mijn boeken. Ik wilde die last niet. Dus schoot ik zo diep mogelijk wortels in Nederland. Ik integreerde niet alleen, ik überintegreerde.

Dat had een reden. Voor mijn zestiende jaar was ik namelijk vijf keer heen en weer gemigreerd tussen drie verschillende landen. Na mijn geboorte in Engeland migreerde ik net twee maanden oud met mijn moeder naar Pakistan, om op tweejarige leeftijd weer terug te keren naar Engeland. Op tienjarige leeftijd migreerde ons gezin naar Nederland, op veertienjarige leeftijd remigreerden we naar Pakistan en op mijn vijftiende remigreerden we weer naar Nederland. Niet als diplomatenkind dat, waar het ook naartoe verhuist, steeds in min of meer dezelfde expatsetting terechtkomt, maar als gewoon kind uit een gewoon gezin, dat steeds opnieuw een volledige cultuurshock meemaakt.

Ik heb me als gevolg van dit nomadenleven heel lang nergens thuisgevoeld, op het droevige af. En op een goeie dag besloot ik dat ik dat niet wilde. Dat ik moest kiezen voor Nederland. Dat betekende ook gevoelsmatig afstand nemen van Pakistan en mijn grootfamilie daar. “Ik heb daar toch geen wortels meer?”, zei ik tegen mezelf. “Ik ben een westerling die er niet meer hoort.”

Toch heb ik in de aanloop naar mijn reis naar Pakistan al dagenlang, nee wekenlang een brok in de keel. Ik verheug me er enorm op mijn familie eindelijk weer te zien.

Ik heb 30 kilo aan cadeautjes voor ze gekocht. Ik heb streng gelijnd zodat ik er blakend gezond zal uitzien voor ze. Kennelijk heb ik veel minder afstand genomen van mijn oosterse wortels dan ik me lang verbeeld heb.

Deze column is op 21 december 2017 verschenen op de website van Trouw.

[NL] Jan-Willem van den Braak: “Een Historisch Weekje”

Dit artikel is eerder gepubliceerd in het Tijdschrift Zeggenschap, 2017-4.

Op 24 november werd het befaamde Akkoord van Wassenaar gesloten. Volgens Worldconnector Jan-Willem van den Braak, die het hele proces namens VNO van nabij heeft meegemaakt, hebben VNO-voorzitter Chris van Veen en FNV-Voorzitter Wim Kok hiermee de basis voor het poldermodel gelegd.

Begin 1982 was net het kabinet-Van Agt/Den Uyl/Terlouw aangetreden, dat vanaf de eerste dag onmachtig bleek te zijn om draagvlak te ontwikkelen voor een economisch herstelbeleid, ondanks een negatieve economische groei, onbeheersbare overheidsfinanciën en een pijlsnel stijgende werkloosheid. Twee jaar eerder hadden de sociale partners een akkoord gesloten, dat moest bijdragen aan loonmatiging, maar dat was vervolgens afgeschoten door de FNV.  FNV-Voorzitter Kok zou later zeggen dat dit helaas nog eens drie verloren jaren had opgeleverd en dat konden wij onder aanvoering van onze voorzitter Chris van Veen alleen maar onderschrijven. De onmacht was die jaren aan de macht. Zelf was ik als jong secretaris arbeidsvoorwaardenbeleid van VNO intern betrokken bij deze ontwikkelingen, begin 1980 mocht ik voor het eerst een centraal tripartite overleg van de Stichting van de Arbeid met het kabinet-Van Agt I bijwonen – maar dan wel alleen om nog de volgende dag een verslag daarvan voor de werkgeversachterban te schrijven en ervoor te zorgen n dat dit nog diezelfde dag gestencilled en per expressepost verzonden werd.

Onbehoorlijke manoeuvre

In mei 1982 viel het totaal mislukte kabinet en trad een interimkabinet-Van Agt III aan, dat begin november werd opgevolgd door het kabinet-Lubbers van CDA en VVD. Zou de ban nu toch gebroken worden? Het kondigde in zijn regeringsverklaring een ‘adempauze’ aan voor 1983, een eufemisme voor de zoveelste loonmaatregel sinds de jaren ’70, die de nekslag voor de in 1970 doorgevoerde vrije loonvorming zou betekenen – en daarmee ook het failliet van sociale partners. Op woensdag 17 november was er het gebruikelijke eerste centraal overleg met het nieuwe kabinet, waarvan Jan de Koning (CDA) minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid was. Ik was daar die keer niet bij, maar na afloop kwam mijn (pas twee weken eerder aangetreden) directeur Ad Dortland vertellen dat ‘er weer eens niets gebeurd was maar dat FNV-voorzitter Kok in de conferentie na afloop Van Veen had uitgedaagd om toch verder te overleggen’. Hij vond het maar een rare, zo niet onbehoorlijke manoeuvre van Kok, vermoedelijk om Van Veen openlijk de ‘zwarte piet’ toe te spelen.

Contouren van een akkoord

Maar toen ontrolde zich wat een historisch weekje voor de arbeidsverhoudingen zou blijken. Het begon met een telefoontje van Van Veen veel later die dag aan Ad Dortland vanaf een onbekende plaats, waarschijnlijk zijn woonhuis in Wassenaar. Ik zat net op Ads kamer en mocht meeluisteren hoe Van Veen de contouren van een nieuw akkoord schetste, dat hij blijkbaar met Kok had uitgedacht, zoveel was wel duidelijk. Belangrijk kernpunt was dat op een of andere manier de vermaledijde automatische prijscompensatie (de ‘apc’, een vast CAO-bestanddeel sinds de jaren ’60, dat werkgevers in 1976 al eens tevergeefs hadden trachten te elimineren) zou worden ‘ingeleverd’ voor arbeidstijdverkorting, ook welhaast een vloek in onze kring. Ik schreef driftig op wat ik hoorde en bood Ad aan dit nog diezelfde dag verder uit te werken tot een concepttekst voor een akkoord. Ik voelde wel waar Van Veen naartoe wou en hoe dit als formele aanbeveling opgeschreven zou kunnen worden. Ad vond het goed en we spraken af dat ik me direct zou terugtrekken in het dichtbij ons kantoor gelegen Sofitel, waar ik in alle rust zou kunnen schrijven, eten en overnachten. Want het moest de volgende ochtend vroeg klaar zijn, zijn secretaresse zou al om 8 uur aanwezig zijn om mijn schrijfsels uit te tikken. Dat hotelverblijf onderstreepte het gewicht van mijn missie, zo voelde het. En het lukte allemaal, kort na middernacht kon ik naar bed en de volgende ochtend om 9 uur werd het concept, na een paraaf van Ad, doorgestuurd aan onze voorzitter, die het met enig aanpassen ook kon onderschrijven.

Globale overeenstemming

Het stramien lag daarmee vast en werd de dagen daarna ook niet meer wezenlijk veranderd, in de vorm van een aanbeveling aan CAO-partijen:

  • In het CAO-overleg staat de automatische prijscompensatie ter discussie ten behoeve van rendementsherstel;
  • Dit op kostenneutrale wijze in samenhang met allerlei vormen van ‘herverdeling van arbeid’ (jaarlijkse of wekelijkse arbeidsduurverkorting, vut en deeltijdarbeid) en speciale aandacht voor bestrijding van jeugdwerkloosheid.

Zo verbijsterend simpel was het en bleef het. De beladen vakbondsterm ATV (arbeidstijdverkorting) hadden we daarbij vervangen door ADV (arbeidsduurverkorting), een subtiel maar (voor ons) belangrijk verschil. Partijen spraken in de concepttekst ook uit, zoals onze voorzitter in zijn telefoontje al had gesuggereerd, dat ze hun verschillende gevoelens bleven behouden over het voorgenomen kabinetsbeleid. Want Lubbers had in de regeringsverklaring forse bezuinigingen aangekondigd, ook op de ambtenarensalarissen, en daar voelde de vakbeweging uiteraard niets voor. Onze voorzitter ging met deze tekst op pad voor informeel overleg met Kok, waar en hoe wisten we niet, dat was aan hem. Maar vanaf toen ging het heel hard. Later die dag was er een eerste Stichtingsoverleg, waar naast onze tekst plotseling, althans voor mij maar ongetwijfeld niet voor Van Veen, ook een werknemerstekst op tafel lag. Het spel moest gespeeld worden, maar ik zag al gauw dat de verschillen niet al te groot waren en dat ons stramien grotendeels overgenomen was. Op een soort vanzelfsprekende wijze namen Kok en Van Veen de regie, iedereen voelde dat ze het onderling al eens waren maar niemand  dorst hier zelfs maar op te hinten, laat staan dit subtiele proces te verstoren. Het eindigde in een globale overeenstemming, die vrijdags werd bezegeld in een overleg tussen Kok en zijn secondant Frans Drabbe en Van Veen, vergezeld door Ad Dortland, wederom bij Van Veen thuis in Wassenaar.

Extra bestuursvergadering

Die vrijdagavond en zaterdag ging het conceptakkoord per koerier naar de huisadressen van ons hele Dagelijks Bestuur, vergezeld van de uitnodiging voor een extra bestuursvergadering op maandagochtend. Die bijeenkomst beschreef ik in mijn boek ‘Keerpunt ’82’ uit 2002 als volgt:

‘Ik zit in een hoekje gespannen te luisteren. Het is erop of eronder. De heer Van Veen licht het akkoord kort toe en laat dan iedereen zijn opvatting geven. Het is een gemêleerd beeld, sommigen eigenlijk tegen, anderen voor, nog anderen weten het niet. Er blijkt die zondag een informele vergadering van de Commissie Voorbereiding Arbeidsvoorwaardenbeleid te zijn geweest ‘ergens in het land’ waarvoor het secretariaat niet is uitgenodigd. In die vergadering is sprake geweest van forse kritiek van diverse toonaangevende CAO-onderhandelaars. De tegenstanders menen op eigen kracht een (nog) beter resultaat te kunnen realiseren, namelijk het elimineren van de apc zonder enige compensatie. De voorstanders geloven dat niet meer na alle ellende van de laatste vijf, zes jaar. Dan gaat de heer Van Veen op alle bezwaren in, hij beschrijf minutieus de lange ontstaansgeschiedenis van het akkoord, het gebrek aan alternatieven, de gevolgen van afwijzing. (…) Er is geen speld tussen te krijgen, het is ook duidelijk dat verder onderhandelen niet mogelijk is. Na nog een rondje met veel zinloze vragen en tegenwerpingen, constateert hij vragenderwijs dat hij mandaat krijgt om te tekenen. Niemand spreekt hem tegen, het is zijn finest hour.’ Wat was ik blij dat het bestuur had ingestemd, de tegenstanders hadden van onze voorzitter geen enkele kans gekregen, die moesten hun wonden grommend likken, prachtig.

Voldoende mandaat

Op dinsdag was er weer Stichtingsoverleg, iedereen bleek voldoende mandaat te hebben gekregen. Aansluitend werden in een werkgroepje alle amendementen en amendementjes uitonderhandeld. Onze algemeen directeur Van Vulpen fluisterde me in om ‘vast te houden’, het voelde als een opdracht, ook al besefte ik wel dat we in dit spel concessies zouden moeten doen, als was het maar tekstueel. Het duurde allemaal natuurlijk uren maar echt moeilijk was het niet meer. Kok kwam er na een tijdje even bijzitten om zich bij te laten praten, dat vond ik toch wel bijzonder. Van Veen liet zich niet meer zien, zijn werk zat er op. En zo kon de volgende dag, 24 november 1982, het akkoord in een laatste stichtingsoverleg formeel ondertekend door alle voorzitters. Precies een week na de openingszetten.

Poldermodel

Het Akkoord van Wassenaar, slechts anderhalf A-4tje lang, stond  aan de basis van het economisch herstel vanaf het midden van de jaren ’80 en van wat later het poldermodel ging heten. Een loonmaatregel is sindsdien volkomen taboe. In 1997 spraken beide hoofdrolspelers op een symposium over de gevolgen van het akkoord. Vijf jaar later verscheen er een uitgebreid artikel in Trouw over ’20 jaar na Wassenaar’ en nog eens vijf jaar later werd het 25-jarig jubileum van het akkoord herdacht met een bijeenkomst van alle toen betrokkenen in Wassenaar. Het 35-jarig jubileum ging dit jaar ongemerkt voorbij. Inmiddels is Chris van Veen overleden (2009), net als toenmalig NCW-voorzitter Steef van Eijkelenburg (2009), de toenmalige FNV-bestuurders Bode (2007) en Drabbe (2011), CNV-voorman Harm van der Meulen (2007), MKB-voorzitter Perquin (1993), algemeen directeur Carl van Vulpen van VNO (2006) en directeur Ad Dortland van VNO (2013). Zo verwaait ook het Akkoord van Wassenaar uiteindelijk in de wind…

[NL] Blog Hugo von Meijenfeldt: Waarom u Fikkie niet uw portie moet geven

Deze blog is eerder geplaatst op de SDG Nederland website en een verkorte versie van deze blog voor ondernemers is gepubliceerd op www.degroenepluim.nl. 

Wordt het u ook allemaal wat veel? Terwijl u als ondernemer heel druk bent de bedrijfsvoering elke maand en elk jaar gezond af te sluiten, krijgt u golven boodschappen over u heen hoe het beter moet. Als u al tijd heeft ze te lezen zal het u opvallen dat de samenhang ver te zoeken is. Om maar eens een rijtje te noemen: transparantie, afval, veiligheid, energie, mensenrechten, belastingontwijking. Kan er niet eens een verhaal komen waarin alles in samenhang is opgenomen?

Wat kunt u doen?

Dat verhaal bestaat: Agenda 2030. Bedrijven, het maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen en de overheden moeten samen tegen die tijd 17 doelen hebben behaald, hier en in het buitenland. De lijst is niet alleen volledig, maar ook ondeelbaar, alles hangt met alles samen om succes te hebben.

Na een korte blik op die 17 doelen zult u concluderen dat u daar al veel aan doet. Maar het is goed eens te kijken of er nog onderdelen missen en of uw koers wel de juiste is. Daarbij hoeft u niet te kijken of u de wereld kunt redden, maar liever of uw verdienmodel, uw risico’s en uw maatschappelijke zorgvuldigheid wel op deze manier beoordeeld zijn. Ook kunt u uw inkoop en verkoop hierop nalopen. Wist u dat bedrijven die dit huiswerk goed doen gemiddeld 30% beter renderen?

Simpel is dit huiswerk eerlijk gezegd niet. Daarom is het handig het met grotere en deskundiger partijen op touw te zetten, zoals met uw branchevereniging, uw leveranciers/afnemers, uw huisbankier of uw accountant. Zij kunnen u adviseren over uw strategie, over uw doelen op middellange termijn en over uw rapportage. Al deze partijen met wie u dagelijks te maken heeft vergroten kun kennis over de SDGs regelmatig. Ik kom ze vaak tegen op conferenties, workshops en masterclasses.

Duurzaamheid is de toekomst

Denkt u toch nog ‘geef mijn portie maar aan Fikkie’? In dat geval moet u er op voorbereid zijn dat uw leverancier opeens weigert om bepaalde onduurzame producten of diensten nog langer aan u te leveren en de afnemer weigert deze nog langer van u af te nemen. Het duurzaam inkopen bij bedrijven en overheden neemt met horten en stoten toe. Nog zoiets: uw huisbankier kan zeggen niet langer krediet te verstrekken voor bepaalde onduurzame activiteiten. En uw accountant kan weigeren nog langer een goedkeurende verklaring te geven vanwege het ontbreken van niet-financiële informatie. Tenslotte is het niet uitgesloten dat de overheid over enkele jaren met strengere regels komt.

Nu weet u dus dat het beter voor uw bedrijf is om duurzaam te zijn, dat u assistentie bij dit moeilijke werk kunt krijgen en dat meedoen in feite uw enige overlevingsstrategie is. Agenda 2030 is geen portie voor Fikkie, maar het goede verhaal voor uw gezonde bedrijf.

 

[NL] Boek Sandra Rottenberg: De sigarenfabriek van Isay Rottenberg

Worldconnector Sandra Rottenberg heeft samen met haar nicht Hella Rottenberg een boek geschreven dat op 1 november 2017 is uitgekomen. Hieronder vind u meer informatie over dit boek en de presentaties:

De sigarenfabriek van Isay Rottenberg

De verborgen geschiedenis van een joodse Amsterdammer in nazi-Duitsland

Niemand, noch onze grootvader, noch onze vaders, had ons er ooit iets over verteld. Tot een oproep over geroofd joods bezit ons op het spoor brengt van de sigarenfabriek die onze grootvader in 1932 overnam in het stadje Döbeln bij Dresden. Niet zomaar een fabriek, maar de modernste van Duitsland, waartegen de concurrenten fel campagne voeren. In Duitse archieven vinden we een schat aan documenten, waarin op de voet te volgen is hoe de Nederlands-joodse ondernemer Isay Rottenberg onverschrokken strijd levert om zijn bedrijf in nazi-Duitsland te behouden.

Waarom stapte hij in dit avontuur? En waarom bleef hij toen Hitler een half jaar later aan de macht kwam? Het boek is de weerslag van onze speurtocht: geschiedenis en familieverhaal in één.

 

De komende tijd houden we verschillende presentaties rond het boek, bijvoorbeeld op:

19 november om 14.00 uur in het Nationaal Holocaust Museum in Amsterdam (aanmelden via [email protected])

‘Wat een man … wat een verhaal …wat een tijd … verleden tijd? Of valt daar ook nu iets van te leren? Ademloos leesvoer.’ – Job Cohen

‘Een meeslepend verhaal, vol inkijkjes in de vooroorlogse machtsuitoefening door de nazi’s’ – Jolande Withuis

Hella Rottenberg (1955) is journaliste en schrijfster. Ze is medeoprichtster van het digitale kennisplatform RaamopRusland.nl.

Sandra Rottenberg (1960) werkt als zelfstandig programmamaker voor culturele, politieke en wetenschappelijke organisaties, voor radio en televisie.

Over het verhaal van hun grootvader maakten ze eerder voor VPRO de radiodocumentaire Niet bang te krijgen.

Paperback | 288 blz. | isbn 978 90 450 3102 6 | €21,99 | verschijnt ook als e-book

 

[NL] Louise Vet en Tjeerd Jongsma: Geen voorstander van CO₂-opslag

Een aantal weken terug werd het nieuwe regeerakkoord gepresenteerd. Hierin stond een aantal punten over CO₂-gebruik en -opslag. Stagiair Eveline Winkel sprak met Worldconnector Louise Vet, tevens de directeur van het NIOO, en ISPT directeur Tjeerd Jongsma over de plannen van de nieuwe regering met CO₂-opslag en alternatieve mogelijkheden.

Ambitieuze plannen voor CO₂-reductie

Louise: “Er is veel discussie over de 49 procent CO₂-reductie. Ik denk dat het een goed idee is dat Nederland hier erg ambitieus in is. Het zal inderdaad heel veel geld gaan kosten, maar het wordt enorm ondergewaardeerd wat zo’n transitie aan economische mogelijkheden levert. Het biedt veel kansen om Nederland met onze kennis verder te brengen. Ambitie is nooit weg, dat leidt tot innovatie, en innovatie leidt weer tot de mogelijkheid om je te profileren met je kennis en kunde. Het lijkt dus onwijs duur, maar anders moet je deze kennis en kunde ergens anders vandaan halen en dat kost ook veel.”

“Ik denk dat de CO₂-prijzen omhoog gebracht moeten worden. Dan zal het in de huidige economie al echt omgaan. Als je als overheid CO₂ gaat beprijzen en reduceren, dan moeten er andere dingen mee gedaan worden. Er bestaan technologieën waarvan al bewezen is dat ze werken. We stimuleren deze niet genoeg, waardoor ze niet genoeg op het netvlies staan. Er moet samen met de grootgebruikers aan tafel worden gezeten om met hen te bespreken wat we hier aan kunnen doen.”

CO₂-opslag

Zowel Louise als Tjeerd zijn geen voorstander van CO₂-opslag. Tjeerd: “Het kost veel geld en uiteindelijk wordt het probleem er niet mee opgelost, want we blijven nog steeds fossiele brandstoffen gebruiken. We stoppen CO₂ onder de grond en dan doen we net alsof we duurzaam zijn, maar dat is natuurlijk niet zo. Het is een eindige oplossing, en daarnaast blijf je met dit systeem wel in fossiel investeren.”

Louise: “Ik denk dat het wetenschappelijk veel interessanter zou zijn om  CO₂  te hergebruiken. Dan kom je op Carbon Capture Utilization (CCU) in plaats van Carbon Capture Storage (CCS). CCU wordt op dit moment gezien als de toekomst. We zullen in de toekomst ook steeds meer  CO₂ uit de lucht kunnen halen. Er staat bijvoorbeeld al een fabriek in Zwitserland die dit doet. Die CO₂ kan onder andere worden gebruikt voor planten in kassen, hoewel dit nog wel een heel kostbaar proces is. Ook de grote producenten van CO₂ zien het als de toekomst om CO₂ te gebruiken in plaats van in de grond te stoppen, en deze zijn dus ook erg verbaasd over het regeerakkoord.”

Voorbeelden van CO₂-hergebruik

Tjeerd: “Ik denk dat we moeten investeren in de zon en de wind. In Nederland, maar ook in landen zoals Australië of Dubai, zouden we nog goedkoper zonne- en windenergie kunnen genereren. In deze landen is zonne-energie ook veel goedkoper dan fossiele energie. Wat dan interessant is om naar te kijken is wat er met de koolstof gaat gebeuren. We zijn nu aan het kijken of het mogelijk is om een symbiose te kunnen maken tussen de staalindustrie en de chemische industrie. De staalindustrie gebruikt koolstof om ijzer te maken van ijzeroxide. Daar gebruiken ze veel kolen voor. Uiteindelijk houden ze dan ijzer over, en koolstofoxide, dus CO2. Maar het wordt niet allemaal CO2, het wordt ook koolstofmonoxide. En die koolmonoxide is de basis voor de chemie. Met waterstof en koolmonoxide kan je alles wat ook gemaakt is van fossiele oliën produceren. Waterstof kun je heel goed maken met duurzame energie. Met koolmonoxide en waterstof kunnen dan alle olieproducten, zoals plastics, gemaakt worden. Als we vervolgens die plastics gebruiken en daarna weer terugbrengen naar de staalindustrie, kan de staalindustrie weer met die plastics nieuwe ijzeroxides reduceren. Zo kan het plastic weer worden teruggebracht naar ijzer. Op die manier hebben we een interessante cyclus gemaakt.”

 

 

 

 

 

 

Louise: “Een mooi voorbeeld van wat je met CO₂  en zonne-energie kan doen is een pilot in Finland, de Soletair-installatie. Dit is een proefaccommodatie die laat zien dat je wat voor producten, bijvoorbeeld plastics, allemaal van CO₂ gemaakt kunnen worden.”

Samenwerken met industrieën

Tjeerd: “Ik denk dat de regering samen met de industrieën moet gaan bouwen aan een duurzame energievoorziening. Er kan samen met bedrijven die hier ook aan willen werken, zoals Nuon en Alliander en daarnaast de staalindustrie en de chemie, bijvoorbeeld AkzoNobel, al heel gauw een treintje  worden gemaakt van industrieën om de CO₂  te hergebruiken. Dat is veel interessanter dan CO₂   onder de grond stoppen als cadeautje voor de volgende generatie, want dat vind ik vrij asociaal.”

“Een bedrijf zoals Nuon zou hier graag aan meewerken. De koolmonoxide die nu uit de staalindustrie komt wordt door Nuon gebruikt om energie op te wekken. Deze koolmonoxide wordt verbrand en  dat wordt dan CO₂ . Deze centrale stoot dus ongelooflijk veel CO₂ uit per kilowatt uur opgewekte stroom. Zij willen daar graag vanaf, en als we koolmonoxide kunnen hergebruiken in de chemische kringlopen zou dit een enorme besparing zijn. Ik denk dat het goed zou zijn als we dit in Nederland ook zouden doen. CO₂  onder de grond stoppen kost miljarden. Als we dit geld dan toch investeren dan kunnen we beter in hergebruik investeren, dan bouwen we tenminste ook aan de toekomst.”

Andere interessante duurzame innovaties

Louise: “Een voorbeeld van een interessante innovatie is dat we sinds 2011 bij het NIOO-KNAW alle opgewekte warmte uit thermische zonnepanelen en de warmte uit het gebouw (van de servers, vriezers etc.) en van de (gesloten) kassen, op 300 m diepte opslaan in de bodem. Om het weer te kunnen gebruiken in de winter. Dat levert, samen met een gewone WKO (warmte-koudeopslag),  een flinke energiebesparing op.  Het zelfde principe wordt nu gebruikt door Koppert Cress, een grote producent van unieke planten. Dit is ook echt een voorloper. Het zijn vaak initiatieven van bedrijven om het anders te gaan doen, en ze laten zien dat het ook kan!”

[NL] Blog Naema Tahir: Rekening houden met migranten in de kleedruimte is verstandig

Deze blog is op 12 oktober 2017 geplaatst op Trouw. 

Tijdens mijn basisschooltijd had je in het zwembad, behalve de individuele hokjes die we als kinderen niet mochten gebruiken, twee soorten collectieve kleedhokken. Een voor de meisjes en een voor de jongens.

Op dit moment, drie decennia later, kom ik weer veel in het zwembad, omdat mijn dochter zwemles heeft. Tot mijn verbazing blijken er nu meer collectieve kleedhokken te zijn. In het zwembad van mijn dochter telde ik er maar liefst vier: een kleedhok voor meisjes met moeders, een voor meisjes met moeders of vaders, een voor jongens met moeders en ten slotte een voor jongens met moeders of vaders.

In deze indeling zie ik een constante: de traditionele scheiding tussen meisjes en jongens, die vroeger bestond en nu dus nog steeds in ere wordt gehouden.

Er is echter ook iets toegevoegd aan wat ik vroeger kende, namelijk separate kleedhokken voor begeleidende moeders. Waarom is dat het geval? De reden is helder: er zijn veel moeders, doorgaans gelovige immigrantenvrouwen, die geen kleedhok willen of mogen delen met vaders. Zelfs al gaan niet zij, maar hun kinderen uit de kleren.

Ik kan me best voorstellen waarom het zwembad dit systeem heeft ingevoerd. Voor mensen die uit een cultuur komen die veel meer dan in Nederland een scheiding kent tussen mannen en vrouwen en reserve en afstand tussen de geslachten, zijn zulke gescheiden ruimtes prettig, en meer fundamenteel goede, zuivere ruimtes. Waarschijnlijk is het bestaan van zulke gescheiden kleedhokken de voorwaarde waaronder het voor hen mogelijk is om hun dochters of zonen te laten deelnemen aan de zwemlessen. Zouden ze niet bestaan, dan zouden ze hun kinderen thuis houden en dan zouden die hun zwemdiploma niet halen.

Deze ‘redelijke accommodatie’ wordt gedaan om het makkelijker te maken voor immigranten om ‘mee te doen’ en te integreren in de maatschappij. Dat is wel paradoxaal: je integreert uiteindelijk beter als je je niet volledig hoeft aan te passen!

En dat is ook zo: ik weet zeker dat als deze gescheiden ruimtes hadden bestaan toen ik op de basisschool zat, mijn ouders mij hadden laten doorzwemmen totdat ik een zwemdiploma had behaald en me niet hadden gedwongen om met zwemles te stoppen. Als gevolg waarvan ik nu nog steeds niet kan zwemmen.

De vraag die rijst is: hoe ver ga je met redelijke accommodatie? In de nieuwe VPRO/Canvas documentairereeks ‘Allah in Europa’, waarin Jan Leyers op zoek gaat naar moslims in Europa, zie je dat Frankrijk en Groot-Brittannië een verschillend antwoord op die vraag geven.

Frankrijk moet niets hebben van redelijke accommodatie. Het land wil dat mensen één worden, allemaal Frans citoyen, die de liberté en egalité omarmen. Daarom wordt in Frankrijk een vrouw die met legging, shirt en hoofddoek op het strand ligt te zonnen door de politie gesommeerd een bikini aan te doen. Groot-Brittannië daarentegen gaat, van alle Europese landen, het verst met redelijke accommodatie. Je mag je kleden zoals je wilt en vrouwen wordt toegestaan gezichtssluiers te dragen.

Wat is de beste koers? Het voorbeeld van de kleedhokken maakt duidelijk dat redelijke accommodatie veel verstandiger is. Je krijgt de meeste mensen die meedoen.

[NL] Interview Joël Voordewind: “SDGs vormen de spil van armoedebestrijding”

Op de SDG Impact Summit van 25 september waren verschillende Kamerleden aanwezig die SDGs hebben geadopteerd en in debat zijn gegaan met verschillende sprekers over deze SDGs. Een van deze Kamerleden is Joël Voordewind van de ChristenUnie. Hij adopteerde SDG 1: Armoede de wereld uit, en SDG 8: Economische groei. Stagiair Eveline Winkel en coördinator Sander van ´t Foort spraken hem hierover.

 

 

U heeft tijdens de SDG Impact Summit een minuut gehad om uit te leggen waarom u deze SDGs heeft geadopteerd. Kunt u nog iets uitgebreider vertellen waarom u juist voor SDG 1 hebt gekozen?

“SDG 1 is voor mij erg belangrijk, omdat er wereldwijd nog steeds teveel mensen onder de armoedegrens leven. In mijn werk zet ik me vaak in voor de situatie van vluchtelingen, met name kinderen van vluchtelingen en opvang in de regio. Dit heeft te maken met subdoel 1.5: opvang van de armen in kwetsbare situaties. Ik zal me blijven inzetten om de noodhulp te versterken in Nederland. We hebben als coalitie in het regeerakkoord geschreven dat we het succesvolle Nederlandse noodhulpcluster Dutch Relief Alliance willen voortzetten. Dit was een wens van de CU. Ngo’s komen bij kwetsbare vluchtelingen in afgelegen plekken waar de VN organisaties niet bij komen. Daarom redt het een meerwaarde naast de VN ook de Nederlandse Ngo’s in te zetten bij noodhulp. Als ik in Libanon, Turkije, Jordanië of Irak kom, merk ik dat de vluchtelingen vaak erg verspreid zijn, en juist kleine Ngo’s zijn vaak in staat om een veel groter deel van deze mensen te bereiken. Ik ga me de komende tijd inzetten om deze mensen, die moeilijk te bereiken zijn, te voorzien van de basisbehoeften die ze nodig hebben.”

“Subdoel 1.3 gaat ook over armoedebestrijding, via het opzetten van sociale zekerheid systemen. Daar hebben we in het verleden als ChristenUnie ook aandacht voor gevraagd via het Social Protection Programme in verschillende Afrikaanse landen. Dit loopt via UNICEF, dat zorgt voor een soort sociaal vangnet, met name voor de meest kwetsbaren. Dit zijn in Zuidelijk Afrika vaak kinderen die geen ouders meer hebben door Aids. Het Social Protection netwerk moet er uiteindelijk toe leiden dat landen zelf het sociale vangnet in stand kunnen houden. Dit is ook redelijk goed gelukt in bijvoorbeeld Mozambique. Hier worden ook de meest kwetsbaren in de wereld bereikt, de aidswezen.”

En waarom is SDG 8 belangrijk voor u?

“SDG 8 gaat over duurzame en inclusieve economische groei. Er zitten nog 68 miljoen kinderen wereldwijd in de kinderarbeid, waaronder een groot deel in zeer gevaarlijke omstandigheden, met name in Azië maar ook in Sub-Sahara Afrika. Ik heb me de afgelopen jaren als Kamerlid steeds proberen in te zetten om iets aan die kinderarbeid te doen, om kinderen van kinderarbeid naar school te leiden. Er is nu jaarlijks 10 miljoen vrijgemaakt in de begroting voor de bestrijding van kinderarbeid, bijvoorbeeld voor het creëren van kinderarbeidsvrije zones. Dat is een structureel bedrag dat jaarlijks gereserveerd wordt voor het leiden van kinderarbeid naar school.”

“Daarnaast hebben wij als ChristenUnie ons ook ingezet voor eerlijke handel, met name ook over het naleven van de ILO arbeidsvoorwaarden. Daar valt kinderarbeid onder, maar ook dwangarbeid. De ChristenUnie wil dat hier een wettelijke ondergrens voor komt, zodat bedrijven weten waar ze aan toe zijn en we dit ook als consument inzichtelijk hebben. Zodat we met een gewetensvolle overtuiging ook onze producten in het Westen kunnen kopen. Als de IMVO convenanten onvoldoende tot resultaat leiden binnen twee jaar dan moet er een wettelijke ondergrens komen, zo staat er nu ook in het regeerakkoord op verzoek van de CU.”

Wat moet er in Nederland nog gedaan worden om deze SDGs te realiseren?

“Ten eerste moet onderkend worden dat de SDGs de spil vormen voor armoedebestrijding. Wij zouden graag willen als ChristenUnie dat hier meer geld voor beschikbaar komt. Ten tweede pleiten wij er ook voor dat er budget komt voor noodhulp voor mensen in kwetsbare situaties. Dit budget zou weer moeten worden uitgebreid, zodat bijvoorbeeld voor vluchtelingen opvang in de regio kan worden verbeterd. In de opvanglanden kunnen vluchtelingen het vaak niet veroorloven om hun kinderen naar school te laten gaan, omdat ze moeten werken aan een inkomen voor het huishouden. Als wij serieus vinden dat opvang in de regio humaan moet gebeuren, en ook voor de lange termijn, dan moeten we ook bereid zijn om te investeren in de regio. Gelukkig wordt hier nu in het regeerakkoord extra geld voor uitgetrokken vooral om vluchtelingenkinderen naar school te laten gaan.”

Wat gaat u er zelf aan doen?

“Er is meer geld nodig en daarnaast een sterkere focus op de zwaksten in de wereld, met name vrouwen en kinderen. Ik vind het erg belangrijk om kinderarbeid tegen te gaan. Als kinderen blijven vastzitten in kinderarbeid dan hebben ze niet de kans  om naar school te gaan en zichzelf te ontwikkelen. Dan blijven ze zitten in een armoedespiraal. We moeten elk kind recht geven op onderwijs en dus hun eigen ontwikkeling. God heeft ons allemaal unieke talenten gegeven. We zouden iedereen in staat moeten stellen om die talenten te ontwikkelen.”

Er wordt ook vaak gezegd, dat deze kinderen voor inkomen en een hogere levensstandaard voor de familie zorgen. Als dit inkomen vervalt, komen deze mensen mogelijk in nog ergere armoede terecht. Wat is uw mening hierover?

“Dat brengt mij op een ander speerpunt van ons, namelijk leefbaar loon. Wij vinden dat mensen in ontwikkelingslanden een loon moeten krijgen waar ze van kunnen leven. Dat maakt het ook mogelijk dat je je kinderen niet aan het werk hoeft te zetten  om inkomen te krijgen. Dan kun je kinderen daadwerkelijk naar school sturen. We hebben in India hele provincies gezien die kinderarbeid vrij zijn gemaakt, met name door samenwerking met vakbonden uit de regio. Toen hebben de vakbonden bedongen dat de ouders die banen innamen en dus ook een leefbaar loon zouden krijgen. Dat is in hele gebieden in India gelukt, waardoor er meer inkomen kwam in het gezin en waardoor die kinderen uiteindelijk toch naar school konden. Het is dus mogelijk! Het gaat erom dat wij elke generatie de kans geven om zich te ontwikkelen en uit die armoede te komen.”

Hoe denkt u dat een organisatie als de Worldconnectors hier aan bij kan dragen? 

“Blijf politici aanspreken op de verantwoordelijkheid die we hebben, niet alleen naar ons eigen land maar ook voor de zorg in de rest van de wereld. Binnenland is buitenland geworden. Vroeger had men nog weleens het idee dat we ons af konden sluiten voor het buitenland, maar lijdzaam toekijken is geen optie meer. We zijn mede verantwoordelijk voor elkaar. Zoals U2 het ook bezingt in ‘One World’.”

[NL] Interview Bart Romijn: Een robuust beleid voor ontwikkelingssamenwerking

Worldconnector Bart Romijn, directeur van Partos, deed tijdens de SDG Impact Summit van 25 september een oproep aan de aanwezige Kamerleden voor een duurzaam regeerakkoord. Stagiair Eveline Winkel sprak met hem over de summit en de uitdagingen voor de ontwikkelingssector.

In zijn oproep ging Romijn in op een aantal problemen binnen het huidige regeringsbeleid. Zo komen dingen die bedrijven niet moeten doen, zoals belastingontwijking, niet ter sprake. Romijn vraagt de Kamerleden om dit in te zien en mee te nemen wanneer zij zich de komende tijd voor hun geadopteerde SDG(s) in gaan zetten. Verder wil hij een toets om te testen of nieuw beleid daadwerkelijk bijdraagt aan de SDGs. Met deze toets zouden de Kamerleden ook de overheid kunnen controleren, en elkaar kunnen aanspreken op hun acties.

Tijdens de SDG Impact Summit is het initiatief “adopteer een SDG” geïntroduceerd. Een aantal Kamerleden heeft een SDG geadopteerd waar zij zich het komende jaar voor in gaan zetten. Waarom vindt u dit een belangrijk initiatief?

Romijn: “De SDGs zijn een goed richtinggevend en doel stellend kader. Dit kan goed werken om beleid beter af te stemmen. Beleid kan nu vaak averechts werken, de SDGs zijn een goed kader om dit te kunnen voorkomen. In mijn oproep aan de Kamerleden heb ik een oproep gedaan voor een duurzaam regeerakkoord. Dit is een initiatief van veel verschillende bedrijven en organisaties. Verder is het erg belangrijk om ontwikkelingssamenwerking centraal te stellen binnen de SDGs.”

Een ander belangrijk punt  voor Romijn is het centraal stellen van burgers en de burgerbeweging. Romijn: “De burgerbeweging staat wereldwijd onder druk, en er komt steeds kleinere ruimte om te opereren. Het is van groot belang dat maatschappelijke bewegingen en initiatieven de onderliggende basis van de SDGs worden. De overheid en de markt alleen zijn niet in staat om diensten en producten van de grond te krijgen die nodig zijn.”

“Het is  erg belangrijk dat er een robuust beleid komt voor ontwikkelingssamenwerking. Het is cruciaal dat het beleid gericht is op de meest arme en kwetsbare mensen. Er moet ook substantiële financiering blijven. Er moet een ontwikkelingsbudget komen om initiatieven die vanuit de samenleving komen van de grond te krijgen en activiteiten en werk te creëren.”

De komende jaren zal de ontwikkelingssector voor een aantal belangrijke uitdagingen staan. Wat moet er gedaan worden om hier op in te kunnen spelen?

“Het is  erg belangrijk dat er een coherent beleid komt dat gericht is op de SDGs. Er moet meer ruimte komen voor maatschappelijke organisaties, innovaties en creativiteit. Er bestaan veel goede bottum-up producten en diensten, er moet ruimte zijn om deze te kunnen laten functioneren en nieuwe diensten en producten te kunnen blijven aanbieden. Organisaties en bedrijven moeten kunnen blijven zoeken, uitproberen en innoveren. Om hier aan bij te dragen heeft Partos het innovatieplatform The Spindle in het leven geroepen. Via dit off- en online platform wordt ruimte gegeven voor innovatieve ideeën op een aantal thema’s. Daarnaast organiseert Partos op 12 oktober het Innovatie Festival. Hier worden ook The Spindle Innovation Awards uitgereikt.”

Kunt u een aantal voorbeelden noemen van goede innovaties?

“Een goed voorbeeld is de skin app van de Lepra Stichting. Via deze app kunnen met een mobiele telefoon foto’s worden gemaakt van een stuk huid. Zo kan in een vroeg stadium lepra worden geconstateerd en voorkomen. Verder zijn de methode van RNW Media om fake news te identificeren  en een andere methode om vluchtelingen te registreren goede vernieuwingen. Maar er zijn er veel meer en die tonen we tijdens ons Partos Innovatie Festival, op 12 oktober in het KIT.”

Hoe denkt u dat de Worldconnectors kunnen bijdragen?

“Voor de Worldconnectors zou ik het mooi vinden als de SDGs als kader worden gehanteerd. De kracht van de Worldconnectors is het verbinden van mensen en het identificeren waar deze verbindingen ontbreken. Het is interessant hoe de Worldconnectors op een slimme en pragmatische manier ideeën aan elkaar kunnen verbinden.  Het SDG Charter is hier een mooi voorbeeld van. Dit is een goed initiatief waar verschillende partijen bij elkaar zijn gebracht.”

Vandaag is de laatste kans je op te geven voor het Partos Innovatie Festival via www.Partos.nl/innovatie, donderdag 12 oktober in het KIT.

[NL] Blog Hugo von Meijenfeldt: Cruijffiaanse wijsheid over de belangrijkste SDG

BLOG 40 – Een terugkerende vraag in debatten en op congressen is vaak welk Werelddoel als het er op aankomt de allerbelangrijkste is. Het doel dat boven de andere zestien uitstijgt. Mijn antwoord is een Cruijffiaanse variant: ‘Je wint alleen met een goed 17-tal, niet met 17 goede 1-tallen.’ Laat ik deze wijsheid eens ontraadselen.

Doel één is een einde maken aan armoede. Voor veel mensen in de hoek van de ontwikkelingssamenwerking is dit doel alles overstijgend. Het is niet voor niets doel 1, net als eerder millenniumdoel 1. Bovendien staat in de VN-resolutie van 25 september 2015 dat extreme armoede de grootste uitdaging is en de uitroeiing daarvan een absolute voorwaarde voor duurzame ontwikkeling. Bovendien mag niemand worden achtergelaten in het realiseren van de doelen. Deze keuze klopt. Tegelijkertijd is in de subdoelen te lezen dat het hierbij onder andere gaat om toegang tot economische middelen, basisdiensten, landrechten, natuurlijke hulpbronnen en financiële diensten. Ook het opbouwen van de weerbaarheid tegen (klimaat gerelateerde) rampen en het voeren van beleid gericht op gelijkheid tussen mannen en vrouwen worden genoemd. In andere doelen komt extra aandacht voor armoede vaak terug. Kortom, armoedebestrijding zonder de overige (sub)doelen na te streven zal geen succes worden.

Het tweede doel is een einde maken aan honger. Internationale voedselbedrijven kiezen dit als overstijgend doel. Als we het samen willen is dit doel eenvoudig te halen, al was het maar door de voedselverspilling op te lossen. Een hele reeks doelen wordt hierdoor dichterbij gebracht, zoals armoede, gezondheid en duurzame consumptie en productie. Maar omgekeerd zijn water, energie, infrastructuur en beleid ten aanzien van klimaat, oceanen, biodiversiteit en corruptie onontbeerlijk om van doel 2 een succes te maken.

Ten gevolge van de recente grote droogte en overstromingen wordt bepleit dat de duurzame ontwikkeling om water draait. Nederland heeft een Watergezant en hiermee hebben we inderdaad een slimme en unieke keuze gedaan. Zijn eerste uitleg is dat voedsel en gezondheid zonder water ondenkbaar zijn en energie, infrastructuur en veiligheid worden verstoord door wateroverlast. Het vergroten van de weerbaarheid van mensen zit in de andere doelen, waardoor ook hier de onderlinge verwevenheid blijkt om het doel te halen.

Net als bij een voetbalwedstrijd is er niet één stalen format om het 17-tal altijd en overal succesvol te maken. Elk land moet het zelf opbouwen en voortdurend aan de omstandigheden aanpassen. Vandaar dat er ná het woord ‘duurzame’ niet voor niets het woord ‘ontwikkeling’ staat.