Naema Tahir: “In Nederland überintegreerde ik. Toch heb ik in Pakistan een brok in de keel”
Als u deze column leest, ben ik net aangeland in mijn oude vaderland, Pakistan. Ik ben er op bezoek. Het is niet zomaar een bezoek. Het is een emotioneel weerzien met mijn familie die ik erg lang niet heb gezien, zo lang dat ik het simpelweg niet aan het papier durf toe te vertrouwen. Ik was voor het laatst in Pakistan, ook best lang geleden, in 2006, voor een zakelijke reis. Enkele jaren ervoor was ik in India, om dezelfde redenen. Ik deed research voor een boek dat ik op dat moment aan het schrijven was.
Verder bezocht ik Pakistan niet. Ja, ik heb er familie wonen, een grootfamilie van honderden leden. Maar langzaam raak je vervreemd van die grootfamilie. Bovendien, mijn directe familie, die is hier, in Nederland. Mijn ouders, mijn broers en zussen, hun echtgenoten, hun kinderen, dat is mijn familie en aan die familie ben ik zeer gehecht.
Met de familie in Pakistan kreeg ik steeds minder. Ik had mijn leven in Nederland en ik geloofde lang dat het beter was om je te richten op het land waar je woonde. Om hier wortel te schieten. Ooit zei de Britse acteur met Zuid-Aziatische achtergrond Art Malik, dat het geen zin heeft om je wortels te gaan zoeken. Ze zijn waar je woont. Dat is bij mij op de een of andere manier stevig blijven hangen.
Antoine de Saint-Exupéry spreekt in ‘De Kleine Prins’ ook over wortels. ‘De mensen hebben geen wortels, en daar hebben ze veel last van.’ Die woorden haal ik, meer dan wat ook, aan in mijn boeken. Ik wilde die last niet. Dus schoot ik zo diep mogelijk wortels in Nederland. Ik integreerde niet alleen, ik überintegreerde.
Dat had een reden. Voor mijn zestiende jaar was ik namelijk vijf keer heen en weer gemigreerd tussen drie verschillende landen. Na mijn geboorte in Engeland migreerde ik net twee maanden oud met mijn moeder naar Pakistan, om op tweejarige leeftijd weer terug te keren naar Engeland. Op tienjarige leeftijd migreerde ons gezin naar Nederland, op veertienjarige leeftijd remigreerden we naar Pakistan en op mijn vijftiende remigreerden we weer naar Nederland. Niet als diplomatenkind dat, waar het ook naartoe verhuist, steeds in min of meer dezelfde expatsetting terechtkomt, maar als gewoon kind uit een gewoon gezin, dat steeds opnieuw een volledige cultuurshock meemaakt.
Ik heb me als gevolg van dit nomadenleven heel lang nergens thuisgevoeld, op het droevige af. En op een goeie dag besloot ik dat ik dat niet wilde. Dat ik moest kiezen voor Nederland. Dat betekende ook gevoelsmatig afstand nemen van Pakistan en mijn grootfamilie daar. “Ik heb daar toch geen wortels meer?”, zei ik tegen mezelf. “Ik ben een westerling die er niet meer hoort.”
Toch heb ik in de aanloop naar mijn reis naar Pakistan al dagenlang, nee wekenlang een brok in de keel. Ik verheug me er enorm op mijn familie eindelijk weer te zien.
Ik heb 30 kilo aan cadeautjes voor ze gekocht. Ik heb streng gelijnd zodat ik er blakend gezond zal uitzien voor ze. Kennelijk heb ik veel minder afstand genomen van mijn oosterse wortels dan ik me lang verbeeld heb.
Deze column is op 21 december 2017 verschenen op de website van Trouw.